In de jaren vijftig van de vorige eeuw hielden schrijfster Annie M.G. Schmidt en schrijver/journalist Simon Carmiggelt regelmatig gezamenlijk lezingen in het land. Carmiggelt was bekend vanwege zijn column (‘kronkels’) in het Parool, Annie M.G. Schmidt vanwege haar jeugdboeken en haar hoorspelen voor de radio.
Na afloop van een van die lezingen ergens in de provincie stonden de twee schrijvers een keer bij de bushalte te wachten op de bus die hen weer terug zou brengen naar Amsterdam.
Carmiggelt was een beetje narrig, want hoewel de avond goed verlopen was, moest hij nog steeds een kronkel inleveren bij het Parool. De deadline naderde, maar Carmiggelt had geen inspiratie. Wat nu?
Annie M.G. Schmidt stelde voor dat Carmiggelt toch kon schrijven over de lezing die hij zojuist gehouden had, maar daar zag Carmiggelt geen brood in. Op dat moment kwam er een man bij de bushalte staan. Hij knikte goedkeurend naar beide schrijvers en meldde: “Een mooie avond.”
“Oja? Vond u dat?” reageerde Carmiggelt blij verrast.
“Ja, dat vind ik wel”, zei de man. “Voor de tijd van het jaar.”