Albert Einstein was in de jaren 40 een graag geziene gast in het sprekers-circuit. Einstein zelf zat liever in zijn laboratorium. Op een avond liet hij aan zijn chauffeur weten dat hij eigenlijk helemaal geen zin had om weer een zaal met mensen toe te spreken.
De chauffeur, die qua uiterlijk wel een beetje op Einstein leek, kwam met een idee. “Ik heb die lezing nu al zo vaak gehoord, ik weet zeker dat ik hem ook zou kunnen geven.”
einstein Einstein kon er wel om lachen: “Okee, waarom ook niet.” De kans dat mensen het bedrog door zouden krijgen was klein. Slechts weinig mensen wisten in die tijd hoe Einstein er uitzag.
Vlak voor de twee op de plek van bestemming aankwamen, wisselden ze van rol. Einstein kreeg de pet en het jasje van de chauffeur, en de chauffeur nestelde zich op de achterbank.
De lezing van de chauffeur verliep wonderwel goed. Zelfs een aantal vragen die na afloop gesteld werden wist de chauffeur vakkundig te beantwoorden. Alles ging goed, tot er een erg ingewikkelde vraag kwam over anti-materie.
De chauffeur keek de vragensteller aan en verklaarde: “Meneer, die vraag is zo simpel, dat zelfs mijn chauffeur die achterin de zaal zit hem kan beantwoorden.
Waar of niet waar?
Het is een vermakelijk verhaal, maar het is niet waar. Het verhaal is een variatie op een jiddische witz. Alleen zijn het dan een rabbi en zijn koetsier. Zie: Salcia Landma, Joodse Humor Amsterdam 1962.