Een bejaarde vrouw is van plan met het vliegtuig op vakantie te gaan. Ze wil haar Siamese kat ook meenemen. Wanneer ze een paar dagen voor vertrek bij haar huisarts is, vraagt ze de dokter of hij misschien een middeltje weet om haar kat rustig te houden tijdens de reis.
De huisarts, niet echt thuis in de diergeneeskunde, denkt even na en zegt dan dat het geen kwaad kan om het dier ongeveer een uur voor vertrek een half aspirientje te geven. “Dat werkt bij mensen ook prima om wat rustiger te worden.”
Na een paar dagen komt de dokter toevallig een dierenarts tegen. De huisarts grapt dat hij tegenwoordig ook geneesmiddelen voorschrijft voor dieren en vertelt over het voorval.
De dierenarts reageert onthutst. “Dat meen je toch niet echt he? Aspirine heeft op katten een tegenovergesteld effect. In plaats van rustig worden, zal hij de tent afbreken.”
Na een paar weken komt de bejaarde vrouw weer op het spreekuur bij de huisarts. Nog voor de huisarts zijn verontschuldigingen kan aanbieden, zegt de bejaarde dame:
“Dokter, ik heb uw advies opgevolgd en ik ben zo blij dat ik mijn kat een pilletje heb gegeven. Hij was nu al amper te houden. Ik moet er niet aan denken hoe hij zich gedragen zou hebben als hij geen rustgevend pilletje had gekregen.”
Waar of niet waar?
Het is absoluut waar dat medicijnen op dieren een ander effect kunnen hebben dan op mensen. Maar dat wil niet zeggen dat bovenstaand verhaal ook op waarheid berust.
In werkelijkheid heeft aspirine op katten geen tegenovergesteld effect. Katten kunnen net als honden aspirine niet afbreken in hun lichaam. Zelfs een lage dosering aspirine kan daarom voor katten al dodelijk zijn.
De werkzame stof in aspirine is acetylsalicylzuur. Eén tablet aspirine bevat 320 mg acetylsalicylzuur. Dat is voor honden en katten van een paar kilo zwaar vaak al een dodelijke dosis.