Tijdens een eerstejaars college biologie, besteed een professor aandacht aan het hoge gehalte glucose in sperma. Een studente steekt vervolgens haar hand op. “Als ik het goed begrijp, zegt u dus dat er veel glucose en dus eigenlijk suiker in sperma zit.”
mond “Inderdaad, dat is juist”, zegt de professor. De studente steekt nogmaals haar hand op: “Waarom smaakt het dan niet zoet?” Even is het stil in de collegezaal. Dan dringt de betekenis van haar woorden door tot de aanwezige studenten. Gelach en gejoel volgen. De studente wordt rood, ze pakt haar boeken en compleet in tranen verlaat ze de collegezaal. Niemand heeft haar ooit weer gezien.
Doordat de studente de zaal verlaten had, hoorde ze niet het klassieke antwoord van de professor, die met een uitgestreken gezicht zei: “Sperma smaakt niet zoet aangezien de smaakpapillen voor zoetigheid aan de voorkant van je tong zitten, en niet achter in je keel.”
Waar of niet waar?
Dit klassieke, en niet waar gebeurde verhaal is een typisch voorbeeld een broodje aap verhaal dat met zijn tijd meegaat. Broodje aap verhalen onderscheiden zich van de ‘klassieke’ folklore doordat verhalen ‘meegroeien’ met de tijdsgeest. Het lijkt wel evolutie. Alleen door zich aan te passen aan de eisen des tijds, zorgt een verhaal ervoor dat het verteld wordt.
Het verhaal hierboven wordt al tientallen jaren verteld. Tot voor kort hield het verhaal op nadat de studente huilend de collegebanken verliet. Maar in een tijd dat zelfs presidenten wereldwijd op televisie bekennen dat ze zich laten pijpen, heeft de bekentenis van een biologiestudente in een collegezaal, zoals in bovenstaand verhaal, flink aan waarde ingeboet.
Iemand, ergens, ooit, eens heeft daarom de laatste alinea aan het verhaal toegevoegd. Het verhaal is nu weer springlevend.