In de gouden eeuw werd de wereld een stuk groter. Het ene land na het andere land werd ontdekt door de Europese ontdekkingsreizigers. De meest gangbare manier om er achter te komen hoe een bepaald stuk and, een berg of een nieuw dier heette, was door met een luide stem in het Spaans, Engels of Nederlands te vragen hoe de plaatselijke inboorlingen het noemden.
Dankzij deze werkwijze zeggen we nu kangoeroe tegen een dier, terwijl dat in een van de talen van de Aboriginals zoiets als “Wat zegt die witte idioot?” betekent.
Er zijn meer voorbeelden. Yucatan bijvoorbeeld betekent iets in de trant van: “Ik geloof niet dat ik je helemaal kan volgen, beste man.”
Een Spaanse ontdekkingsreiziger wilde graag weten hoe dat harige, spugende beest heette. “Como se llama?” (“Hoe heet dat beest?”) “Llama?” antwoordde de inboorling die het allemaal niet goed kon volgen.
Waar of niet waar?
Waar. Dat wil zeggen: eeen soort van waar. Met betrekking tot het woord kangoeroe zijn er mensen die geloven dat er een aboriginal-taal is geweest waarin kangoeroe letterlijk “groot dier met platvoeten” betekent.
Het probleem is dat er vroeger meer dan 250 aboriginal-talen gesproken werden, en er meer dan 200 zijn ‘uitgestorven’. Daardoor is het moeilijk het waarheidsgehalte voor 100 procent zeker te achterhalen.
Het verhaal hierboven wordt onder andere genoemd in de Discworld Companion, over de beroemde Schijfwereld-verhalen van Terry Pratchett. Daarin vertelt de schrijver dat hij heel veel commentaar heeft gekregen op een passage in een van zijn boeken waarin werd uitgelegd hoe het Woud van Schund aan zijn naam komt (het betekent in het plaatselijke dialect: Je eigen vinger, sukkel). Veel mensen vonden het een goede grap, terwijl de schrijver volgens eigen zeggen niets anders deed dan het vertalen van de werkelijkheid naar zijn boeken.